Lekker Lokaal 2.0, Van Boer tot Bord. Een inspirerende avond!

Op donderdag 28 oktober was ‘Lekker Lokaal 2.0’ in Deerlijk de place-to-be voor iedereen met een hart en passie voor korte keten in Zuid-West-Vlaanderen. Het werd een avond vol ontmoeting, inspiratie en uitwisseling waar consument, lokaal bestuur, ondernemer, producent en verenigingen luisterden en met mekaar in gesprek gingen rond het centrale thema van de avond: “Hoe krijg je korteketenproducten op een klantvriendelijke én efficiënte manier van bij de boer tot op het bord van de consument?”.

Het volledige programma van de avond vind je hier (link https://www.voedselrijk.be/kalender/lekker-lokaal-2-0-van-boer-tot-bord).

Hieronder geven we een korte impressie van de keynote en de verschillende gesprekspanels.

Keynote “Kansen en uitdagingen voor de korte keten vandaag, met ideeën voor morgen”

door dr. ir. Frank Nevens (Team Gebiedswerking Zuid-West-Vlaanderen, Departement Omgeving en faculteit Bio-ingenieurswetenschappen UGent)

In zijn rijk geïllustreerde, boeiende uiteenzetting brengt Frank enkele markante beelden. Historische zoals de ‘boerkozen’ die vroeger verse etenswaar teelden en tot op de Brusselse Grote Markt brachten, onder andere met de ‘Boerentram’ vanuit het Pajottenland. Frank toont ook mooie portretten van hedendaagse producenten in de korte keten, die zich verenigen in initiatieven zoals Lekkers uit het Pajottenland of M...eetjesland.

‘Nabijheid’ is een sleutelwoord in zijn keynote en dan gaat het over meer dan kilometers of geografische nabijheid. Ook het aantal intermediairen en het niveau van betrokkenheid tussen producent en consument spelen een rol.

Er is niet zoiets als dé korte keten, noch een scherpe lijn tussen lokaal en niet-lokaal. Nevens toont ons het hele spectrum, van de supermarkttoog met lokale producten, over hoevewinkel, boerenmarkt, voedselteams, zelfplukbedrijven tot… de eigen moestuin (de kórtste keten).

We kregen interessante cijfers te zien. Die geven groei aan in de kortste keten. Het aantal hoevewinkels piekte in 2020 boven de 3000 en de thuisverkoop in Vlaanderen bedroeg 70 miljoen euro in 2019. Reden om te juichen, maar er blijft toch potentieel liggen als we het vergelijken met Nederland. Daar was de thuisverkoop 0,3 miljard euro en in de korte keten met één tussenschakel ging 1,2 miljard om. Samen 1,5 miljard, een omzet die Nederland met gericht beleid wil laten groeien tot 4,4 miljard in 2024. ‘Slimme Nederlanders,’ zegt Nevens.

Een belangrijke sterkte in Vlaanderen heeft te maken met de motivatie van de korte-keten-producenten. Het zijn ondernemers die hun bedrijf bewust op een andere manier willen leiden als alternatief voor het groeien in omzet, aantal dieren of hectare. Nevens besluit met een oproep om te inspireren en geïnspireerd te worden. Dit is precies wat we zagen gebeuren op de ‘Lekker Lokaal’ netwerkavond. Met dank aan de key-note spreker en vele anderen!

In 3 gesprekspanels werd het gesprek verder gevoerd vanuit de optiek van producent, consument en lokaal bestuur. Stuk voor stuk boeiende discussies, waar we enkele markante thema’s of vragen die aan bod kwamen uitlichten. Een voorstelling van de panelleden en hun organisatie vind je in het programma (link https://www.voedselrijk.be/kalender/lekker-lokaal-2-0-van-boer-tot-bord).

Panel 1: Ondernemers banen zich een weg in de korte keten

Nele Dejonckheere van Inagro aan tafel met Cargocollectief brengt ’t zo met de velo https://cargocollectief.be/ , Fruit Lambrecht-Baart https://www.fruitlambrecht.be/, vzw De Lochting https://www.delochting.be/en coöperatie Mmm…eetjesland https://mmm-eetjesland.be/

Korte keten is een heuse uitdaging voor ondernemers: productie-, verwerkings- en verkooptaken gemanaged krijgen, vraag en aanbod op elkaar afstemmen en uit dit alles voldoende inkomen halen.

Korteketenproducenten zijn dromers en doeners. Vanuit hun idealen zoeken ze praktische oplossingen voor de uitdagingen die ze aan den lijve ervaren: creatief en innovatief, al dan niet met hulp van anderen en verschillend van schaalgrootte. De 4 initiatieven rond de tafel gaan daar elk op hun manier mee om.

Wat sterk naar voor kwam in dit gesprek, is de verandering die de korte keten en specifiek ook de hoevewinkels de laatste tijd ondergaan hebben. Er kwamen meer hoeveproducenten, de thuisverkoop groeit – en elke hoevewinkel verdubbelt niet alleen in verkoop, maar ook in oppervlakte. Daarnaast pakken degenen die al aan thuisverkoop deden het veel professioneler aan dan vroeger. Ook aan de consumentenkant verandert er een en ander :er zijn steeds meer jonge mensen en gezinnen die komen naar de hoevewinkel.

Een andere belangrijke trend die ook gelinkt is aan de groei, is het belang van meer samenwerking. Meer en meer hoevewinkels breiden hun assortiment uit met producten van collega’s. De bedoeling is vooral om de mensen meer te kunnen aanbieden zodat ze niet nog producten moeten gaan kopen in de supermarkt. Als mensen na hun werk nog inkopen moeten doen voor het avondmaal kunnen ze alles vinden in de hoevewinkel – gebruiksgemak en toegankelijkheid voor de consument staan centraal.

Die samenwerking tussen producenten kan ook achter de schermen gebeuren en zorgen voor meer efficient en dus ook duurzamer gebruik van middelen. Zo deelt De Lochting zijn hangar met Bio Brugs Ommeland wanneer De Lochting hem zelf niet nodig heft – een win-win voor iedereen.

En dat was ook de conclusie van dit panel op de vraag wat een belangrijke sleutel tot betere distributie en logistiek in de korte keten zou zijn:

Een goede samenwerking, openheid, goede communicatie, ervoor zorgen dat beide partijen er beter van worden, transparantie en vertrouwen hebben in elkaar.

Panel 2 : Gedreven consumenten bouwen mee aan de korte keten

Jan Van Winghem van de provincie West-Vlaanderen in gesprek met Biobes, de Oeselgemse Bondstuin, de Stadboerderij en Voedselteams – initiatieven die door consumenten opgezet werden om lokale, korte keten producten toegankelijker te maken voor elke burger.

De liefde voor eerlijke, lekkere producten, zelf gekweekt of recht van bij de boer en de creativiteit, gedrevenheid en het (vrijwillig) engagement van de initiatiefnemers spatte eraf als rode draad in dit panel.

Datzelfde engagement vind je ook terug bij de klanten die korteketenproducten aanschaffen bij één van deze initiatieven : zij zijn bereid een kleine meerprijs te betalen in vergelijking met de supermarkt omwille van de meerwaarde die lokale, verse kwaliteitsproducten bieden én omdat zij het belangrijk vinden dat de producent een faire vergoeding krijgt voor dat product. De Oeselgemse Bondstuin vormt een buitenbeentje in het rijtje qua “klanten” omdat zij gratis overschotten van zelf geteelde groenten delen onder de leden van hun groep, maar het respect en de liefde voor het kortsteketenproduct staat ook daar centraal.

De verschillende initiatieven vergroten het comfort voor de consument door aanbod te centraliseren, maar transport en logistiek vanuit de producenten optimaliseren blijft wel een uitdaging. Sowieso is een goede basis van bewuste, geëngageerde consumenten cruciaal om dit soort initiatieven duurzaam uit te bouwen. Vertrekken vanuit een bestaande vereniging of structuur kan daar bij helpen. Een goede samenwerking met het lokaal bestuur ook.

Panel 3: Lokale besturen in gesprek met ondernemers over hun rol in korteketendistributie

Frank Petit-Jean, consulent ecologische eetbare groenprojecten en Kortrijkzaan laat de korteketen-ondernemers van distributieplatform LinkedFarm en VANIER en van Stadsboerderij Kortrijk in gesprek gaan met het lokaal bestuur van Zwevegem en Katrien Verbeke, nu sociaal onderneemsters maar voorheen bij Stad Gent coördinator van de lokale voedselstrategie Gent-en-Garde.

Hoe kan een lokaal bestuur de korteketeninitiatieven ondersteunen?

Vele initiatieven worden met enthousiaste vrijwilligers opgestart, vaak met een beperkte en tijdelijke ondersteuning vanuit de stad of gemeente. Zo zet een stad als Gent wel in op een eigen voedselstrategie met een focus op lokale productie. Ze heeft hierbij de korte keten gefaciliteerd bij de opstart. Maar op termijn krijgen deze initiatieven het moeilijk om zich in stand te houden en voor noodzakelijke continuïteit te zorgen.
Het aanvoelen is dat de lokale besturen onvoldoende zorgen voor een structurele ondersteuning van kleinschalige korte keten-initiatieven. Dit is deels ook te wijten aan het gebrek aan Vlaamse subsidies voor de korte keten. Daarnaast is het voor een kleine gemeente als Zwevegem niet evident om puur lokaal de korte keten structureel te ondersteunen. Kleinschalige initiatieven als picknick-kasten lukt wel maar een meer structurele aanpak kan beter regionaal georganiseerd worden. Het is ook niet de bedoeling om andere initiatieven in buurgemeenten te beconcurreren.

Voedselrijk als samenwerking tussen de gemeenten in de regio Zuid-West-Vlaanderen toont alvast dat regionale samenwerking loont en de grote diversiteit aan korteketeninitiatieven in beeld brengt (en letterlijk op de kaart zet) met een lokale input. Deze ondersteuning kan nog zeker versterkt worden, in de eerste plaats naar sensibilisatie en promotie, maar op gebied van de distributie zijn de mogelijkheden van steden en gemeenten beperkt en eerder faciliterend. Misschien is hier een rol weggelegd voor organisaties als Leiedal en W13 in het kader van de streekvisie, productieve landschappen en het tegengaan van voedselverlies als Foodact. Want naast de distributie richting consument is ook de nodige ruimte voor lokale voedselproductie een aandachtspunt dat binnen het ruimtelijk beleid van een gemeente onvoldoende aan bod komt.

Toch zijn er zeker mogelijkheden voor lokale besturen om korte keten en milieuvriendelijke productiemethodes dichter bij de consument te brengen, onder meer door educatie en sensibilisatie met een focus op de jeugd. Dit om de boodschap te brengen dat de consument ook een verantwoordelijkheid heeft in zijn aankopen en vooral kwaliteit en verloning van de boer moet laten primeren op de prijs aan de kassa.

Er is ook een sociaal aspect aan voedsel, zowel mondiaal als binnen de eigen kwetsbare groepen in de samenleving. Initiatieven als een sociale kruidenier zijn dan ook nodig.

Als conclusie kan gesteld worden dat het beleid op diverse niveaus wel meer zorg wil besteden aan een duurzaam voedselsysteem waar korte keten een onderdeel van is, maar dat dit zich nog onvoldoende vertaalt op het terrein. Ook blijkt de coherentie tussen Europees-federaal-regionaal-lokaal vaak zoek.

Tijd om na te kaarten

De geanimeerde gesprekken werden achteraf duchtig verder gezet. Onder het genot van een heerlijk lokaal sapje of biertje, met lekkere lokale hapjes erbij waren de deelnemers stuk voor stuk blij om in de gezellige ruime bar van Lokaalmarkt nog verder te kunnen praten en collega’s te ontmoeten. Dat deed veel deugd en kon gelukkig nog eens in levende lijve gebeuren in deze uitdagende corona-tijden.